Hyperthyroïde kat: brochure en FAQ

Tip: Neem eerst de brochure Radiojoodtherapie bij hyperthyroïde katten door.

Veel gestelde vragen over de behandeling van hyperthyroïde katten

Is mijn kat niet te oud voor de behandeling?

Hyperthyroïdie is een aandoening die typisch voorkomt bij oudere dieren. Zeker indien uw kat verder geen grote gezondheidsproblemen heeft, is er geen enkele reden om hem/haar niet te laten behandelen. De leeftijd van de patiënten die wij al behandeld hebben varieert van 9 tot 18 jaar.

Hoelang moet de gewone medicatie gestopt worden?

De schildklierremmende medicatie kan effect hebben op onze radiojoodtherapie De schildkliermedicatie dient bij de meeste poezen 10 dagen voor de radiojoodtherapie gestopt te worden. Uitzonderlijk kan dat ingekort worden tot 3 dagen. We geven hierover advies wanneer u de afspraak maakt en we over alle gegevens van de poes beschikken.
Als de poes andere medicatie neemt, bijvoorbeeld hartmedicatie, geven we hierover specifiek advies wanneer u de afspraak maakt.

Waar verblijft de poes gedurende de hospitalisatie?

De poezenhospitalisatie bevindt zich in een nieuw, apart deel van de Nucleaire Diergeneeskunde. Hier hebben de katten een aparte, rustige kamer met elk een eigen ruim hok. Ze kunnen elkaar horen maar niet zien om problemen met eventuele amokmakers te voorkomen. Verschillende keren per dag komen de dierenarts-assistenten langs en wordt de kattenbak verschoond, water ververst en eten (en wat aandacht) gegeven, en eventueel mediatie toegediend. Hoewel het een avontuur is voor de poezen, zijn de meeste katten na een dag al gewend aan de nieuwe omgeving en lijken ze dan ook weinig last te ondervinden van hun verblijf.

Kan ik mijn kat komen bezoeken?

Gezien er met radioactieve stoffen gewerkt wordt, is bezoek wettelijk niet toegelaten. De 4 dagen hospitalisatie is doorgaans zwaarder voor de eigenaar dan voor de kat zelf. Wij verzekeren u dat uw kat omringd wordt met de beste zorgen.

Wat na de therapie, eens de kat terug thuis is?

Lees zorgvuldig de brochure (onderaan deze pagina). De richtlijnen en de nazorg kan u lezen in de rubriek 'Opvolging na de radiojoodtherapie'.

Controlebloedonderzoeken kunnen bij uw eigen dierenarts gebeuren, u hoeft daarvoor niet opnieuw naar de Faculteit Diergeneeskunde te komen. We vragen echter met nadruk om ons op de hoogte te houden van de verdere opvolging van uw kat. Dit kan via e-mail (katomic@ugent.be) of post (Faculteit Diergeneeskunde, Nucleaire geneeskunde, Salisburylaan 133, 9820 Merelbeke).

Zijn er redenen waarom mijn kat niet behandeld zou mogen worden?

Wanneer de poes tegelijk een andere aandoening heeft, bijvoorbeeld nierfalen of suikerziekte (diabetes mellitus), of de poes is klinisch niet stabiel (bijvoorbeeld langdurig slechte eetlust) omwille van welke reden dan ook, raden we aan om eerst op consultatie te komen bij de dienst Endocrinologie / Interne Geneeskunde. Een beslissing tot behandeling wordt genomen op basis van de vooronderzoeken die al bij uw dierenarts gebeurd zijn. Het is dus van belang om ons alle gegevens op voorhand te bezorgen zodat we de beste keuze kunnen maken en uw kat de beste zorgen kunnen geven.
Hoewel het eerder zeldzaam is, zijn er katten die niet in aanmerking komen, net daarom is het belangrijk om onderliggende of bijkomende ziektes of problemen zo goed mogelijk op te sporen. Eens de dieren behandeld zijn met radioactief jodium, zijn de onderzoeksmogelijkheden immers tijdelijk (3-4 weken) beperkt.

Kan ik op de hoogte gehouden worden tijdens het verblijf van mijn kat?

Wij houden u op de hoogte hoe de behandeling is verlopen en informeren u regelmatig hoe de poes het stelt tijdens de hospitalisatie. Indien er zich specifieke vragen voordoen wordt u uiteraard onmiddellijk gecontacteerd.

In de brochure over de radioprotectie staat dat kinderen niet in contact mogen komen met de poes na de behandeling, maar hoe oud zijn 'kinderen'?

Wettelijk gezien spreken we van kinderen tot 16 jaar, de jongsten zijn het meest gevoelig. Contact met jonge kinderen gedurende de eerste twee weken na thuiskomst van de kat is dan ook niet toelaatbaar. Hetzelfde geldt voor vrouwen die zwanger zijn. Ongeboren kinderen en groeiende kinderen zijn gevoeliger aan straling, en dan is contact met de kat (en de kattenbak) best te vermijden, hoe gering de straling van de kat ook mag zijn.
Ook vrouwen die op het moment dat de poes behandeld wordt proberen zwanger te worden of mogelijk zwanger zijn dragen de zorg voor de kat best tijdelijk even over aan iemand anders. Hoewel ook hier de kans op schadelijke gevolgen van de straling heel klein is, is het beter om voorzorgen te nemen waar mogelijk.
Het is géén probleem dat u als volwassene zelf contact heeft met kinderen en vrouwen in verwachting.

Wat met andere huisdieren?

In principe is er geen probleem met andere huisdieren, zolang het gaat om volwassen dieren die niet drachtig zijn. Ook het gebruik van dezelfde kattenbak levert weinig problemen op. We raden dan wel aan om ook na het aaien van de andere dieren uw handen goed te wassen, bijvoorbeeld bij twee katten die elkaar zouden wassen kan er mogelijk wat contaminatie van de vacht van de niet‐ behandelde kat optreden. Het gemakkelijkst is dit te vermijden door de dieren apart te houden. Als dit niet mogelijk is, dan wast u wat vaker uw handen. Probeer ook de kattenbak op regelmatige basis te verschonen: eventueel kan klontervormende kattenbakvulling hierbij helpen om de hoeveelheid kattenbakvulling die u moet verzamelen te beperken.

Voor dieren die geen contact met elkaar zoeken, is er geen probleem (volwassen dieren die niet drachtig zijn).

Wenst u op korte termijn met één van uw andere dieren een nestje te kweken, is het aangewezen om ook gedurende de eerste twee weken na thuiskomst contact met de behandelde kat te vermijden.

Wat zijn de slaagkansen?

De meerderheid van de behandelde katten worden euthyroid na de behandeling, dit wil zeggen dat de schildklier weer normaal functioneert.

Een klein aantal katten zal na de behandeling te weinig schildklierhormoon aanmaken (= hypothyroïdie). Dit kan tijdelijk en voorbijgaand zijn na de behandeling, maar het kan soms enkele weken tot maanden duren eer er herstel is van de schildklierwerking. Vandaar ook de lange periode van opvolging (12 maanden). Bij sommige poezen is er na de radiojoodbehandeling echter onvoldoende normaal schildklierweefsel over, en zullen ze hypothyroïd blijven. Als dat gebeurt, dan kan het tekort aan hormoon aangevuld worden door pilletjes te geven. Deze worden zeer goed verdragen door de katten. Ook als de nierwerking in het gedrang komt, dan is het aangeraden om hormoon te supplementeren, om zo de nieren wat te ondersteunen.

Sommige katten blijven hyperthyroid na de behandeling. In bepaalde gevallen, namelijk wanneer de schildklier zeer sterk vergroot is, kunnen we dit enigszins inschatten, en zal u hiervan op de hoogte gesteld worden. Dit kunnen we pas vaststellen na het maken van de diagnostische scan, en we zullen de kat dan toch behandelen maar met een aangepaste dosis. In andere gevallen is het niet te voorspellen. Een tweede behandeling kan dan nodig zijn. Ook hervallen na een eerste geslaagde behandeling is mogelijk, soms zelfs na enkele jaren, en dan komt het eerder voor bij katten waarbij initieel maar 1 schildklier is aangetast. We kunnen niet garanderen dat de andere schildklier nooit wordt aangetast, maar preventief is hier niets aan te doen.

Wat als een kat al nierproblemen heeft?

Als op het eerste bloedonderzoek blijkt dat de nierwaarden al gestegen zijn (ook met een hoge TT4), dan raden we een proefperiode met schildklierremmers aan. Op die manier kan het schildklierhormoon normaliseren, en kunnen we controleren hoe de nieren evolueren wanneer er geen teveel aan schildklierhormoon meer is.

Als de nieren stabiel blijven, of slechts in milde mate slechter worden, en de kat vertoont klinisch geen symptomen van nierfalen, dan kan er alsnog een joodbehandeling uitgevoerd worden. Het blijft uiteraard wel belangrijk om de evolutie van de nieren in de gaten te houden. Eventueel kunnen er al ondersteunende maatregelen genomen worden voor de nieren, zoals een aangepaste voeding (nierdieet).

Als de nierwaarden sterk achteruitgaan na de proefperiode met schildklierremmers of de nierwerking was al slecht op het moment van de diagnose van hyperthyroïdie, dan kan het beter zijn om af te zien van de joodbehandeling en proberen om de schildklier onder controle te krijgen met medicatie. Een te lage hoeveelheid schildklierhormoon moet vermeden worden. Uiteraard moet ook nu ondersteunende therapie voor de nieren worden ingesteld.

Hoelang moet de kat gehospitaliseerd worden?

De katten blijven 4 dagen bij ons, dit wil zeggen dat u ze op dinsdagochtend binnenbrengt, en op vrijdagochtend weer mag ophalen (het tijdstip van ophalen gebeurt in overleg met de dierenartsassistenten). In uitzonderlijke gevallen, zoals een dier dat weigert te eten, wordt de eigenaar op de hoogte gebracht en zoeken we naar een andere oplossing. Tijdens deze periode zitten de katten in een rustige en speciaal hiervoor ingerichte hospitalisatieruimte. Het is uiteraard niet zo dat ze gedurende die dagen aan hun lot worden overgelaten. Ze krijgen meermaals per dag bezoek van hun verzorger, en ook de dierenartsen komen regelmatig een kijkje nemen. Bovendien gaan de katten gedurende deze periode ook meerdere keren bij ons op de kattenbak, waardoor er al veel straling achterblijft bij ons: de voornaamste manier waarop ze van hun straling af geraken is namelijk via de urine.

Zijn er neveneffecten van de joodbehandeling zelf?

De behandeling op zich heeft weinig neveneffecten. Het radioactieve jood gaat specifiek door de schildklier opgenomen worden, en daar lokaal zijn werking uitoefenen. Er is geen haarverlies of aantasting van de huid. Ten gevolge van de straling in de schildklier kan er wel een ontsteking ontstaan ('stralingsgeïnduceerde thyroïditis'), die bij sommige katten een licht ongemak kan veroorzaken. Dit uit zich dan door een meer hese stem, of ze strekken de hals wat meer bij het eten. Dit zien we eerder zelden, en verdwijnt spontaan na 1 à 2 dagen. Indien nodig kan een lichte pijnstiller gegeven worden.

Wat zijn de gevolgen van straling voor de mens?

Voor de eerste twee weken na de behandeling krijgt u van ons strikte maatregelen mee (cfr. Praktische info ‐ Nazorg). Hierin leggen we uit wat mag en niet mag, en hoe u best met de kat omgaat. Het voornaamste hierbij is dat u intens contact met de kat vermijdt. Dit wil dus zeggen dat u de kat niet op de schoot houdt, niet mee op bed of in de slaapkamer laat slapen, en zeker niet in de buurt van zwangere vrouwen en kinderen laat komen. Opgelet: dit wil niet zeggen dat uzelf niet op bezoek mag gaan bij iemand die zwanger is!

De straling die van de kat uitgaat is miniem, maar we weten dat er nog een beetje straling is. Als u onze maatregelen opvolgt, dan is het geen probleem dat de kat weer thuis is. Het is namelijk zo dat de aanwezigheid van de kat in huis alleen geen problemen zal veroorzaken, maar ze draagt eerder bij tot het geheel van straling die u doorheen heel uw leven krijgt. U kan dit minimaliseren door afstand te houden van de kat (minimum 1 meter), en de tijd van intenser contact (bv eens een aai of een knuffel) zo kort mogelijk te houden.

Hoelang duurt het voor de behandeling werkt?

Dit is afhankelijk van kat tot kat. Bij sommige katten is er zeer snel verandering te merken, zelfs al na enkele weken, terwijl andere katten 2 ‐ 3, soms zelfs 6 maanden nodig hebben. Door de behandeling wordt de te snel werkende schildklier aangepakt, maar het kan wel enkele weken duren alvorens er een normale hoeveelheid schildklierhormoon wordt bereikt. Dit zal zich ook uiten in het gedrag van uw kat, die geleidelijk aan rustiger wordt, minder op eten belust gaat zijn, en tegelijkertijd weer wat gewicht aanzet. Hoe snel dit gaat, kunnen we niet voorspellen.

Wat is de langetermijnprognose?

Zoals gezegd is één behandeling met radioactief jood voldoende voor de meerderheid van de patiënten.

Wanneer er toch een hypothyroïdie (tekort aan schildklierhormoon) optreedt, dan hoeft dit nog geen probleem te zijn. Meestal heeft de kat hier geen last van, en hoeft er niets te gebeuren. Pas wanneer er klinische symptomen zouden optreden (verminderde eetlust, minder actief en alert, ...) of de nierwerking gaat achteruit, dan is het best om schildklierhormoon te supplementeren. Deze medicatie wordt dagelijks gegeven en wordt heel goed verdragen door de katten (veel minder neveneffecten dan bij schildklierremmers!).

De bloedonderzoeken vooraf en de eventuele proefperiode geven ons meestal een idee over de toestand van de nieren van de kat. Het blijft wel van belang om deze ‐ ook lang na de behandeling ‐ op te volgen. Nierproblemen komen frequent voor bij oudere katten, en hoewel ze niet kunnen genezen worden, kunnen we de nierwerking wel ondersteunen en zo de kat helpen om hopelijk nog lang te leven.

Persisterende hyperthyroïdie of hervallen komt voor bij een zeer klein percentage van de behandelde katten. Een tweede behandeling is altijd mogelijk. Hiervoor neemt u of uw dierenarts best eerst contact met ons op.