Medial coronoid disease

Medial coronoid disease is momenteel de meest voorkomende aandoening binnen de groep van elleboogdysplasie. Bij deze aandoening komt er een stukje kraakbeen (zeer vaak gecombineerd met het onderliggende been ("subchondrale bot") van het mediale coronoid los van zijn oorspronkelijke plaats. Dit zorgt voor irritatie en ontsteking in het gewricht en zal uiteindelijk leiden tot kraakbeen- en gewrichtsbeschadiging.

De exacte oorzaak is nog niet helemaal gekend, maar men weet dat genetische predispositie, trauma, metabole factoren, beweging en voeding een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van deze aandoening.

Meestal ontstaan de klachten op een leeftijd tussen 7 en 9 maanden. Soms is het probleem al bezig sinds de leeftijd van 4 à 5 maanden. Vaak merken de eigenaars stijfheid na het opstaan. Doordat deze vroege fase van manken vaak intermitterend is, wordt het vaak verward met groeipijnen. Klachten kunnen echter ook pas op latere (volwassen) leeftijd ontstaan.

Het manken kan variëren van zeer licht tot zeer erg. Sommige honden die al langere tijd met het probleem rondlopen, kunnen een verminderde plooibaarheid van het ellebooggewricht vertonen, veroorzaakt door secundair artrotische veranderingen.

De diagnose kan gesteld worden door een goed uitgevoerd orthopedisch onderzoek, gecombineerd met radiografieën van de elleboog. In sommige gevallen kan een Computer Tomografie (CT-scan) noodzakelijk zijn om de aanwezigheid van een barstje (fissuur) of een los stuk van het mediale coronoid te bevestigen.

De behandeling bestaat uit het verwijderen van de losse fragmenten via artroscopie.

In een vergevorderd stadium kan een letsel van het medial coronoid evolueren naar volledige erosie van het mediale gewrichtscompartiment (‘medial compartment erosion’). In die gevallen is er hele erge kraakbeenschade in een deel van het ellebooggewricht. Aangezien kraakbeen niet zichtbaar is op een radiografie of tijdens een CT-scan, kan deze aandoening enkel gediagnosticeerd worden via artroscopie.

MCD
MCD2